De loopband sleept zich langzaam naar
het tempo waarop mijn hartslag maximaal is. Ik druk op play terwijl ik me
afvraag wat ik in godesnaam hier, in de sportschool, ook alweer dacht te komen
toevoegen aan mijn leven. De muziek start. De eerste associatie die zich
opdringt is die van een muziekschool voor basisschoolkinderen.
Snare, base, hi-hat. Droog, simpel en
saai. Een gitaar valt in. Ik waan me in een muziekwinkel waar iedere wannabee
gitarist laat horen dat hij stairway to heaven kan spelen. De meest basale
tonen in de vorm van een riff dringen door tot mijn trommelvliezen. De bas.
Laag, monotoon, volgend maar dragend en met als enige holle boodschap dat dit
het is. Meer zal het niet worden. Hooguit een krijsende hoge stem ligt in de
lijn der verwachting.
Terwijl
mijn hartslag erg snel stijgt en het tempo van de loopband als snel naar een
flinke 4 km per uur klimt, hoor ik de finesse van de twee drumstokken die op
het vel van de snare landen. Een fractie van een milliseconde na elkaar. Het
tempo is constant en stuwend. De gitaarriff is simpel maar geniaal en met een
uiterst gevoelige wiskundigheid uitgevoerd. Nadat de geluidsgolven mijn pariëtaal
kwab zijn gepasseerd schieten ze als een bliksemschicht mijn limbisch systeem
in en word ik een palet aan emoties gewaar.
Het is stoer, spannend, duivels en
goddelijk tegelijkertijd. Een parodie op hardrock maar bloedserieus. Beelden
van verlaten stadswijken en in puin vervallen industriële gebouwen dringen zich
aan me op. Ik doe mijn ogen dicht en zie motorfietsen, alcohol, bloed en wapens
op een televisiescherm. Ik ruik leer, urine en olie verpakt in lavendel en
rozenblaadjes. Ik voel de pijn in mijn benen en proef het zweet op mijn lippen.
Ik recht mijn rug, verhoog het aantal passen per seconde en voel dat ik leef
terwijl mijn hartslag in het rood schiet. Ik luister daar de allerbeste
soulband ter wereld: AC/DC.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten