Gisteren noemde Rebekka Timmer Chris Klomp op twitter een ‘irritant kolonistje’. Chris verweerde zich door te melden haar toch ook geen ‘thee- of rijstplukker te noemen’. Weer zag ik op twitter een kans om betekenisvol over ons racismeprobleem te debatteren ontaarden in wederzijds gescheld en uiteindelijk een block.
Ik moest denken aan het contact dat ik alweer een poos geleden legde met een antiracisme activist van kleur. Ik zette mijn eerste schreden op het pad binnen de wereld van het antiracisme en activisme. Ik was leergierig, nieuwsgierig geëngageerd en wilde dit thema bij de hoorns pakken om bij te dragen aan oplossingen. Ik ben docent op een Hogeschool en wil met lezingen en colleges dit onderwerp agenderen en toekomstig sociaal werkers motiveren zich een breed (ofwel breder) perspectief op de samenleving aan te meten.
Een botte reactie viel me ten deel. De strekking was dat hij niet met witte mannen wilde spreken en gaf aan zich voor het karretje gespannen te voelen door bij hem mijn educatie te halen. Hij duidde dit als neo-koloniaal gedrag en sloot zijn bericht af met: ‘Go educate yourself’.
Ik vond het bot, akelig en voelde me aangetast. Ik bedoelde het immers toch goed? Ik stond aan zijn kant en wilde toch meehelpen in de strijd? Later leerde ik dat mijn unheimische gevoel verdacht veel leek op wat in het antiracisme activisme ‘white fragility’ wordt genoemd en dat mijn gedrag en communicatie in enige mate de schijn tegen had en trekken vertoonde van ‘white saviours’ intenties.
In plaats van dat unheimische gevoel alle ruimte in te laten nemen en boos te worden, werd ik nieuwsgierig. Waarom werd ik zo bejegend? Waarom wekte ik deze irritatie op? Wat bedoelde hij met 'go educate yourself'? Ik vroeg hem of hij me in contact kon brengen met een witte antiracisme activist bij wie ik wel met mijn vragen terecht kon. In gesprekken met deze activist en de nodige zelfstudie openbaarde zich een onvermoed perspectief.
Om dat perspectief te kunnen schetsen is het allereerst van belang om racisme te definiëren.
Institutioneel racisme.
In veel voorkomende definities wordt racisme opgevat als het mechanisme waarbij het ene ras zich superieur acht aan het andere en op grond waarvan onderscheid wordt gemaakt. Dit speelt zich af op individueel niveau of tussen groepen. Definities die binnen het antiracisme activisme veel gehoor vinden richten zich meer op het institutionele karakter van racisme waarbij het wordt opgevat als een ideologie of systeem waarin stelselmatige onderdrukking plaatsvindt op basis van etniciteit en ras door een dominante cultuur of groep en de staatsvertegenwoordiging daarvan. Hierbij wordt nadrukkelijk de factor ‘macht’ betrokken en de mate waarin door de dominante cultuur of groep de maatschappelijke positie van minder machtige groepen in de samenleving wordt geschaad door racistisch gedrag en discriminatie. De formule die in veel internet memes wordt gebezigd luidt: racism = prejudice + power. Hierbij worden witte-heteroseksuele-valide-CIS-mannen gezien als de dominante, normstellende en gemachtigde groep binnen onze westerse samenleving.
In de smalle definitie is het voorstelbaar dat iemand voor ‘irritant kolonistje’ uitmaken als racistisch geoormerkt kan worden. Op dit ‘individuele’ niveau is er immers sprake van gedrag waarbij onderscheid gemaakt wordt op basis van etniciteit of ras. Vanuit een systemisch perspectief echter kan gesteld worden dat de maatschappelijke positie van deze witte man bij dit soort uitingen niet in het geding komt. Het kan vervelend zijn om uitgescholden te worden met woorden als ‘bleekscheet’ of ‘kaaskop’ en je kunt het je aantrekken als beweerd wordt dat witte mensen niet kunnen dansen maar dat schaadt de positie van witte mensen binnen de samenleving niet.
Sinds Rob Oudkerk in 2002 het woord kutmarrokaan in de mond nam en dit werd opgepikt door een microfoon van een camera, is deze grammaticale samentrekking gevleugeld geworden en belandde zelfs in de dikke van Dale. Nu ruim 17 jaar later is het woord kutmarrokaan nog steeds courant en duikt het op in willekeurig welk debat over criminaliteit, racisme of de islam.
Dit is problematisch omdat taal onze perceptie beïnvloedt en bijdraagt aan ons ‘belief systeem’. Deze zogenaamde ‘linguïstische relativiteit’ maakt dat de ongelijke machtspositie binnen de samenleving in stand wordt gehouden, wordt bevestigd en wordt overgedragen op toekomstige generaties en dat staat emancipatie van groepen in onze samenleving in de weg. Vergelijk de seksistische en rolpatroonbevestigende reclame uitingen uit de jaren ’50 waarin vrouwen gepresenteerd werden als ondergeschikt aan de man. Dat heeft de emancipatie niet geholpen maar juist de maatschappelijke positie in stand gehouden.
Witte Heteroseksuele Valide CIS Man (WHVCM)
Ik durf de stelling aan dat de wereld om ons heen is gemodelleerd en geconstrueerd vanuit het perspectief van de WHVCM. Uiteraard is hier een verband te leggen met onze eurocentrische geschiedenis waarin Europa het middelpunt vormde van de wereld en met ontdekkingsreizen, kolonisatie en slavernij andere volkeren onderwierp en onderdrukte. Dat de wereld om ons heen is opgebouwd rondom de wensen en behoeften van de WHVCM is te verbinden met het begrip ‘white privilege’. Het (vermeende) privilege dat de WHVCM geniet. Hij geniet dit slechts vanwege het feit dat de WHVCM een WHVCM is en de bijbehorende sociale status bezitten.
Voorbeelden waarin het ‘white privilege’ zich manifesteert zijn o.a:
Niet geweigerd worden bij de ingang van horecagelegenheden op basis van huidskleur.
Niet ‘etnisch geprofileerd’ worden waarbij autoriteiten je hoog frequent staande houden om je identiteit te controleren en niet worden afgewezen voor een stageplaats of baan op basis van je achternaam.
Naast het ‘witte’ privilege geniet de WHVCM uiteraard ook privileges omwille van zijn man zijn, z’n heteroseksuele geaardheid, het feit dat hij geen fysieke of geestelijke beperkingen ervaart en CIS gendered is. Tussen mannen en vrouwen bestaat immers een loonkloof en ook bekleden meer mannen dan vrouwen topposities op de arbeidsmarkt. Ten opzichte van een homoseksuele man geniet de heteroseksuele man meer rechten, aanzien en acceptatie. Zodra je geen beperkingen ervaart blijven uitsluiting en stigmatisering je bespaard en een CIS gendered persoon blijft behoed voor het ‘uit de kast te moeten komen’ en wordt niet gestigmatiseerd of uitgesloten.
Dit inzicht maakt bijvoorbeeld dat ik mijn ‘domme-blondjes moppen’ uit mijn repertoire heb geschrapt alsook de plagerige grapjes richting mijn Marokkaanse collega. Belgen moppen daarentegen tap ik regelmatig en hoewel niet altijd even smaakvol of aardig, is dit in mijn optiek geoorloofd gezien het ontbreken van enig machtsverschil tussen Belgen en Nederlanders (al valt daar historisch gezien ook nog wel wat over op te merken).
Jullie zijn zelf racistisch!
Als we nu het perspectief van institutioneel racisme combineren met het WHVCM privilege dan lopen discussies over racisme volgens mij vaak stuk op het feit dat perspectieven botsen. Een zinvol en betekenisvol debat vereist mijns inziens een perspectief wisseling. Omdat er geen sprake is van gelijkwaardige maatschappelijke verhoudingen speelt de factor ‘macht’ dus per definitie ook in het taalspel dat wordt gebezigd in discussies over racisme een rol. Het speelveld waarbinnen het gesprek, het debat of de discussie zich afspeelt is per definitie niet gelijk en dat zou de partij waarbij ‘de macht’ ligt zich moeten aantrekken indien deze partij daadwerkelijk bereid is racisme (maar ook seksisme) te bestrijden.
In dat licht vormt de uitspraak ‘jullie zijn zelf racistisch’ een pijnlijke jij-bak binnen een ongelijk speelveld. Mensen van kleur, homoseksuelen, vrouwen en mensen met een beperking gaan allereerst over hun eigen taal en kiezen hun eigen woorden waarbij dezelfde woorden een ander, of vaak zelfs géén gewicht in de schaal leggen. Op basis van deze constatering worden de concepten reversed racism (en ook reversed sexism) vanuit antiracistisch perspectief logischerwijs bestreden.
Ook het verwijt dat mensen zo snel op hun teentjes zijn getrapt en de opmerking dat je tegenwoordig helemaal niets meer mag zeggen is in dit verband pijnlijk. Het doet me denken aan mijn moeder die mijn in de klit geraakte haren hardhandig borstelde en mijn schreeuwen van de pijn beantwoordde met de woorden ‘nee hoor, dat doet geen pijn’.
Dialoog in verbinding
Om in verbinding te komen en de dialoog aan te gaan over ons racismeprobleem is wederkerigheid nodig en gelijkwaardigheid. Dat is er niet en dient eerst bevochten te worden. Een belangrijke stap in deze strijd dient gezet te worden door de WHVCM. Hij zou grondig zijn privileges moeten checken, zich bewust moeten worden van zijn plaats in de maatschappij en te trachten z’n witte perspectief los te laten. Dat is geen sinecure. Dat perspectief is namelijk als een bril die op je kop zit vastgeplakt met betonlijm waardoor je ongewild en onbedoeld alleen maar bijdraagt aan het in standhouden van racisme in plaats van dat je ‘ally’ bent. Het is mijn ogen waar dat je als witte man je plaats moet weten, ook (en juist) als je actief bent in het antiracisme. Niet vanuit ‘erfzonde’ maar puur vanuit het ingebakken, geprogrammeerde perspectief waarmee we nu eenmaal behept zijn. Streven naar gelijkwaardige verhoudingen vereist ook gelijkwaardigheid in het debat en in de strijd.
Het zou helpend zijn als we zouden spreken vanuit een gezamenlijk gedragen definitie waarbij de systemische kijk op racisme en het institutionele karakter daarvan meer omarmd en gezien wordt. De smalle definitie kunnen we voor wat mij betreft verlaten. Het in stand willen houden van de smalle definitie zou je in zich zelf als ‘fragility’ en racistisch kunnen duiden. Ik vermoed dat als we in debat wat meer empathie en gevoel zouden kunnen ontwikkelen ten aanzien van deze diepere lagen en de analyses daarvan, we de implicaties van institutioneel racisme beter kunnen doorgronden en kunnen bestrijden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten